
Inleiding
De deugd rechtvaardigheid kent een rijke geschiedenis. Ze werd traditioneel gezien als de koningin onder de deugden, vooral in de Oudheid. Ook in de Middeleeuwen bleef ze belangrijk, maar daar werden de vier kardinale deugden overvleugeld door de theologale deugden van geloof, hoop en liefde, ingebracht door het christendom. Rechtvaardigheid is ook nu nog een kerndeugd en is de basis van ons rechtsstatelijk bestel. Niettemin is de term wat minder in gebruik. Vooral op het persoonlijke vlak zijn verwante, modernere begrippen in omloop, zoals integriteit.
Deze snelcursus beperkt zich tot de persoonlijke variant van rechtvaardigheid.
‘Superieure mensen zijn gericht op rechtvaardigheid, inferieure mensen zijn gericht op winst’.
Confucius
Geschiedenis
In het antieke deugd-ethische denken, dat zo’n duizend jaar omvat, wordt de rechtvaardigheid gezien als de hoogste deugd. Een kleine 800 jaar na Plato worden de vier klassieke deugden door kerkvader Sint Ambrosius tot ‘kardinale deugden’ omgedoopt. Bij Thomas van Aquino in de Middeleeuwen levert rechtvaardigheid de meeste onderverdelingen op, waardoor haar belangrijke status bevestigd wordt. In de periode van de Verlichting daarna, wordt de rede van eminent belang in de discussie over rechtvaardigheid.
Rechtvaardigheid als persoonlijke deugd.
Een eerste begripsbepaling is, dat diegene rechtvaardig is die wat aan eenieder toekomt respecteert en het niet achterhoudt, wegneemt, beschadigt of vernietigt. Rechtvaardig is alleen hij die een vaste en voortdurende wil bezit ieder het zijne te geven. Die wil wordt niet aangeboren want we zijn zelfzuchtig. De rechtvaardigheid is dus een geestelijk-morele verworvenheid, een ethische uitmuntendheid. Particuliere rechtvaardigheid munt uit te midden van andere deugden om twee redenen: rechtvaardigheid zit in het rationele strevingsvermogen, de wil, terwijl de andere morele deugden in het zintuiglijke strevingsvermogen zitten, waar de passies toe behoren. Andere deugden worden alleen geprezen voor zover ze het welzijn van de deugdzame persoon zelf betreffen; rechtvaardigheid wordt echter geprezen voor zover de deugdzame persoon zich goed gedraagt jegens een ander.
Rechtvaardigheid moet een zekere gelijkheid of wederkerigheid van de individuen inhouden. Want ‘macht’ heeft de neiging de grote boosdoener te zijn: ’macht corrumpeert’ omdat het de bezitter de mogelijkheid geeft voordelen af te dwingen tegen het rechtmatige belang van de ‘slachtoffers’ in.
Wat is de status van particuliere rechtvaardigheid in de brede zin van het woord in ons land?
Je zou kunnen stellen dat Nederlanders in het algemeen een respectabel gedrag laten zien en min of meer eerlijk zijn, vooral ‘onder de gulden’ zoals het grapje zegt. In vroeger tijden was er ook oneerlijkheid. Toen waren armoede en misstanden een zekere verontschuldiging daarvoor. Diefstal en onrechtmatige toe-eigening van materiële zaken komt gewoonlijk meer voor onder arme, behoeftige groepen van de samenleving. Hogere niveaus van inkomen zijn meer bekend met administratieve en organisatorische corruptie, zoals netwerkcorruptie met inkomen en vermogen, evenals met belastingontwijking en -ontduiking en het gebruik van belastingparadijzen. Er is regelmatig twijfelachtige rechtvaardigheid op het hoogste niveau van banken, advocatuur, belasting- en organisatieadviesbureaus, met als summum witwassen op grote schaal en Nederland als een van de grootste belastingparadijzen ter wereld.
Zelfs minder zichtbare groeperingen, zoals leden van de Eerste en Tweede Kamer, evenals rechters voldoen niet of ternauwernood aan het verplicht opgeven van extra functies of houden wetgeving daarover tegen. Ook worden draaideuren gebruikt tussen politiek en bedrijfsleven. De media rapporteren regelmatig over corruptieschandalen, vooral bij buitenlandse transacties, in het bedrijfsleven. Alles bij elkaar krijgt de man in de straat, een minder gunstige indruk van integriteit aan de top van de samenleving. Geen goed voorbeeld!
Als niettemin het algemene niveau van rechtvaardigheidsbewustzijn en -gedrag niet slecht is, is er volgens de statistische verdeling waarschijnlijk maar een beperkte groep die van de rechtvaardigheid een deugd maakt in de veeleisende zin van het woord. In het algemeen lijkt men rechtvaardigheid niet als een doel op zich te zien en schijnt er beperkte intrinsieke motivatie voor te bestaan.
Rechtvaardigheid en Vrede

Als er rechtvaardigheid is in het hart,
Zal er schoonheid van karakter zijn.
Als er schoonheid van karakter is,
Zal er harmonie in huis zijn.
Als er harmonie in huis is,
Zal er orde in het land zijn.
Als er orde in het land is,
Zal er vrede in de wereld zijn.
onbekend, via Ad en Thea
Rechtvaardigheid en verwante deugden
In de ethiek van Aristoteles nemen alle vier de kardinale deugden (rechtvaardigheid, wijsheid, maat en moed) een vooraanstaande plaats in, maar zij zijn bij hem onderdeel van een grotere groep van deugden en hebben geen innerlijke samenhang. Thomas van Aquino zag de vier kardinale deugden als kwaliteiten van de vier belangrijkste menselijke vermogens. De verstandigheid koppelde hij aan de rede of het verstand. De rechtvaardigheid zag hij als voortreffelijke kwaliteit van de wil. Volgens de Nederlandse filosoof Kinneging vloeit rechtvaardigheid als kardinale deugd voort uit de drie andere kardinale deugden, wijsheid, moed en matigheid. Zij is als het ware de bekroning ervan.
Tegenover de mateloosheid van de naastenliefde, waarin de ander alles is, tegenover de mateloosheid van het egoïsme, waarin het ego alles is, houdt rechtvaardigheid maat (matigheid), wat gesymboliseerd wordt door de weegschaal, met andere woorden ze weet het evenwicht of de verhouding te bewaren: een ieder zijn deel, niet teveel en niet te weinig.
Liefde en rechtvaardigheid
De liefde komen we tegen in het antieke denken. Met name de begrippen eros en philia hebben daarin een plaats gekregen. Niettemin speelt de liefde daar een beperkte rol. Dit verandert met de komst van het christendom. God zelf wordt liefde genoemd en de geheel nieuwtestamentische ethiek is gegrondvest in de liefde. Liefde wordt nu de voorwaarde voor rechtvaardigheid omdat alleen de liefde garandeert dat alle motieven die de rechtvaardigheid in de weg staan, verdwijnen of machteloos worden. Alleen wie vervuld is van liefde kan waarlijk rechtspreken. Liefde is evenwel niet een voldoende voorwaarde voor rechtvaardigheid, zegt Kinneging. Verstandigheid kan immers ook niet gemist worden.
Geheel anders wordt de verhouding tussen rechtvaardigheid en liefde begrepen door degenen die stellen dat rechtvaardigheid behoort tot de sfeer van de plichten en liefde tot de sfeer van het verdienstelijke: liefde gaat verder dan wat morele plicht is, ze stijgt daar boven uit. Zij is de hogere morele waarde.
Zoals we gezien hebben is een derde manier om de verhouding tussen rechtvaardigheid en liefde te begrijpen door ze op te vatten als deugden van de maatschappelijke, respectievelijk de persoonlijke, sfeer. De rechtvaardigheid richt zich op de maatschappelijke orde, de liefde op het heil van de individuele mens.

Vorming in rechtvaardigheid en deugdzaamheid
(a) afkijken bij voorbeeldfiguren. Persoonlijke kennissen of historische figuren of fictieve personages;
(b) onder begeleiding oefenen – gewoontevorming;
Van afkijken van goed gedrag alleen wordt je niet deugdzaam als je dat gedrag ook niet zelf uitprobeert. Het verwerven van deugden, ofwel karaktervorming, is dus een kwestie van doen, frequent en consistent;
(c) dialoog – het cultiveren van een kritische houding;
(d) kunst en fictie – verbeelding. Het ervaren van (lezen, bekijken) kunstwerken zelf kan bijdragen aan de vorming van deugden. Behalve het consumeren van kunst, kan ook het ‘maken’ ervan karaktervormend zijn.
Wie niet verstandig is, kan onmogelijk rechtvaardig zijn. Wie verstandig is, is nog niet per definitie rechtvaardig. Daarvoor zijn ook kwaliteiten van het karakter, van ‘het hart’ nodig, in de eerste plaats moed. Moed is de deugd van de uitvoerende instantie: de wil. Moed is wilskracht: de deugd die de mens in staat stelt zijn vrees te weerstaan en te overwinnen.
Zelfs wanneer moed de verstandigheid aanvult, is de rechtvaardigheid echter nog niet binnen handbereik. Er is namelijk nog een derde deel van de ziel, naast het verstand en de wil, dat alsnog roet in het eten kan gooien. Dit zijn de affecten, de aandriften, de emoties, de stemmingen. Het is noodzakelijk op te treden tegen de affecten, teneinde een innerlijke orde te scheppen.
Welke omstandigheden zouden een allround deugdzame opvoeding bevorderen!?
• Het meest effectief is opvoeden van jongs af aan, gegrondvest in veel liefde. Als je de liefde bezit weet je wat rechtvaardigheid is en ben je minder egocentrisch;
• Vooral, in de jonge jaren, door opvoeding thuis en scholing;
• Frequente herhaling van deugd-aanmaningen in de loop van het dagelijks leven;
• Rolmodellen, op alle niveaus (globaal, nationaal, lokaal);
• Ontwikkeling van intrinsieke, transcendente motivatie en bijpassende identiteit;
• Bij recidive, gelegenheid tot vergeving en herpakken;
• Allround ondersteuning door samenleving, inclusief traditionele media;
• Faciliteiten en ondersteuning door de sociale media, bij voorkeur door gamificatie van vorming.
Conclusie
Terwijl de meest gangbare theorie over rechtvaardigheid gebaseerd is op de ‘oorspronkelijke overeenkomst tussen burgers’, is er sinds mensenheugenis al op een praktische manier gestreden voor rechtvaardigheid. Het fenomeen ‘macht’ was een belangrijke, zo niet de belangrijkste, factor in het bepalen van de maatschappelijke ordes. Rechtvaardigheid per se speelde waarschijnlijk een zekere rol binnen homogene, kleinere groepen, zoals families en clans, maar zelfs niet voor iedereen binnen de groep, denk aan slavernij en de status van de vrouw. In de loop van de tijd, met het openen van samenlevingen, kwamen meer mensen binnen de kring van relatieve rechtvaardigheid. Er is een positieve evolutie in de loop van de geschiedenis te constateren, onder invloed van beschavende culturen, religies en bewinden. Maar zelfs heden ten dage is er nog een groot manco aan rechtvaardigheid in de wereld, getuige wijdverspreide armoede, discriminatie en onderdrukking.
Internationaal bekende moraalfilosofen, met name Ervin Laszlo, (Club van Budapest), Hans Küng en Peter Singer hebben zich beijverd voor maatschappelijke en particuliere verantwoordelijkheid om universele rechtvaardigheid uit te dragen. Ze geven aan dat wat we nodig hebben een planetaire ethiek is. We hebben nog een lange weg te gaan, maar er is gestage vooruitgang door de hele geschiedenis heen, soms twee stappen vooruit en één stap terug. Daarom zal de strijd tegen onrechtvaardigheid voorlopig geen einde kennen.
Het maatschappelijk middenveld speelt een belangrijke rol, zoals Amnesty International en Greenpeace. Die sector is veelbelovend voor de verdere ontwikkeling van rechtvaardigheid. Primair is de noodzaak meer rechtvaardigheid op wereldniveau te verwezenlijken. Zoals Küng zegt, is dat essentieel om te overleven.
Eén van de acht Zaligsprekingen van de befaamde Bergrede van Jezus uit het Evangelie van Mattheüs geeft hoop: ‘Zalig zij die hongeren en dorsten naar gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden’.
