web analytics

Immigratiebeleid: dat kan beter ! (een commentaar)

         

1.    We hebben immigranten hard nodig voor de instandhouding van onze samenleving en het op peil houden van onze welvaart. VN studies hebben aangetoond dat het voor Europa in zijn geheel om tientallen miljoenen immigranten gaat voor de komende decennia. Verdere studies zijn daarover gaande. Deze constatering zal niet verbazen gezien de relatief lage demografische vervangingsratio (aantal kinderen per vrouw) in Europa. In Nederland ligt die op ongeveer 1.7, terwijl een ratio van 2.1 nodig is om, bij neutrale migratiestromen, het bevolkingsaantal constant te houden. De groei van de Nederlandse bevolking is de laatste jaren te danken aan het relatief hogere geboortecijfer van allochtone gezinnen.
2.    Vanwege het universele principe van mededogen met alle mensen, de hoge rentabiliteit van positief gedrag en het feit dat wij immigranten nodig hebben, dienen de Staat, de samenleving en individuen het fenomeen immigratie positief te benaderen. Dus niet als een probleem wat we onszelf op de hals hebben gehaald (voor reeds aanwezige allochtonen), maar als een kans en een uitdaging ons eigen ‘hachje’ te redden.examen immigratie Dit vergt slechts een beperkte mate van solidariteit en van investeringen. De westerse maatschappij is overigens zo welvarend dat het van hardvochtigheid, zo niet onrechtvaardigheid, zou getuigen als we wanhopige immigranten niet een handje zouden helpen. ‘We can and we should do better’ dan het Rome van de vierde eeuw van onze jaartelling! Een uitgebreid artikel van de hand van Marcel ten Hooven  in de Groene Amsterdammer van 21 mei 2015: ‘Europa, doe open de poort’, geeft overtuigend aan dat een politiek van afgrendeling, gevoed door twijfelachtige politieke overwegingen en miskenning van feiten, negatieve gevolgen heeft. ‘De vlucht voor uitzichtloosheid en geweld heeft een migratiedynamiek teweeggebracht, die zich met een cordon rond het continent niet laat stoppen’. Volgens de overheersende mening in de migratiewetenschap zou Europa constructief in die dynamiek op moeten gaan. Bij een ruimere opening van de grenzen hoeft voor een invasie niet te worden gevreesd. Migratie is een circulaire beweging, waarin mensen komen maar ook weer gaan, in samenhang met de evolutie van absorptiekansen en vooropgesteld dat de grenzen niet gesloten zijn. De vrijheid van beweging van Oost-Europeanen is daar een goed voorbeeld van.
3.    Of je het als onvermijdelijk of als noodzakelijk ziet, in alle gevallen dienen we mobiliteit en migratie  als een positief goed te beschouwen en een dienovereenkomstig beleid te voeren. De regering, in samenwerking met de civiele maatschappij, dient, vanuit een win – win perspectief, een alomvattend, positief immigratiebeleid op te stellen, rekening houdend met de boven aangegeven geopolitieke omstandigheden. Bij de opstelling van zo’n beleid zou met een eventuele diversificatie van landen van herkomst, opleidingsniveaus, leeftijdsvoorkeuren, geslacht, etc. rekening moeten worden gehouden.
4.    Onze politieke samenleving heeft ook een paradigmaverschuiving nodig als het aankomt op de houding en faciliteiten bij de integratie van allochtonen in onze samenleving. De leidende en middenklassen in de westerse samenleving hebben volop kennis genomen en waarderen natuur en cultuur van  vakantielanden, inclusief Marokko en Turkije.

mobiliteitPraktisch zonder uitzondering heeft men daarbij positieve ervaringen en inzichten opgedaan. Buitenlandse samenlevingen wringen zich in bochten om het ‘koning toerist’ en ‘koning ontwikkelingswerker’ naar de zin te maken (en er brood mee te verdienen). Nu de allochtonen bij ons zijn, oorspronkelijk op grond van een  uitnodiging, lijken positivisme en gastvrijheid zwakke Nederlandse eigenschappen te zijn. We dienen de kosmopolitische gedragsnormen die we in onze buitenlandse vakantieoorden verwachten, ook van toepassing te verklaren op de Nederlandse leefgemeenschap. In een tijdperk van verreikende Europese integratie en snelle globalisering, kun je je eigen stad en land niet langer als exclusief Nederlands gebied reserveren. Het is een stukje van de wereld dat voor iedereen toegankelijk dient te zijn, al mag het best een Nederlandse uitstraling behouden. En de gedragscodes dienen navenant ‘open’ te zijn! Iedereen is in eerste instantie een wereldburger en vervolgens een Europeaan of Nederlander. Vanuit die optiek wordt het minder relevant of je één, twee of meer paspoorten hebt. Geef iedereen een wereldpaspoort ! En laat hem zijn cultuur zo veel mogelijk behouden. Geen verarmende assimilatie maar verrijkende kruisbestuiving!  Betrokken instanties zouden min of meer formele  gedragscodes op moeten stellen, waar elk maatschappelijk niveau zijn bijdrage aan levert, vergelijkbaar met Internationale Verdragen aan de top en met gemeente- of wijkverordeningen op basisniveau. Als bronnen voor dergelijke ‘codes of conduct’ zou men de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en de Declaration of Human Duties (a code of Ethics and Shared Responsibilities, the Trieste Declaration) kunnen gebruiken. wereldburgersTegelijkertijd zouden praktische ervaringen met gediversifieerde samenlevingen (bijvoorbeeld New York, Dubai)  vanuit een ‘bottom-up approach’ met de resultaten van de ‘top-down’ benadering geïntegreerd moeten worden. In Nederland zouden gemeenten, wijkraden, allochtone verenigingen, kerkgenootschappen, e.d. aan de formulering van lokale gedragscodes kunnen deelnemen. Optimale of idealistische scenario of voorbeelden van elders zouden daarbij van dienst kunnen zijn. Nederland is overigens niet New York. In die metropool bestaat een veelheid aan immigranten groepen, terwijl wij er met drie of vier van doen hebben. Verder heeft Nederland een meer gesegmenteerde samenleving dan Amerika, hier is men meer statusbewust. Daar, van oudsher een immigrantensamenleving, is men in sociaal opzicht verdraagzamer, met een mentaliteit van ‘live and let live’

5.    Als toekomstige samenlevingspartner en economische participant, moet de integratie van de waardevolle immigrant gedegen gepland worden. In vergelijking met bij voorbeeld Zweden, doet Nederland weinig aan de integratie van immigranten. Door het vaak jarenlange wachten wordt frustratie geschapen en talent verkwanseld. planningAangenomen dat we de juiste selectie (land van herkomst, leeftijd, opleiding, geslacht) hebben gemaakt, dient de opvang in Nederland, zoals huisvesting, verdere opleiding, arbeidsdeelname en burgerlijke administratie, efficiënt geregeld te worden. In de meeste gevallen zal de immigrant bijgestaan worden door zijn familie- of kennissenkring ter plekke. De staat moet dan subsidiair zijn, maar dient er voor te waken dat er een vangnet is, in geval de integratie dreigt mis te lopen.

6.    Door omstandigheden lijken de Nederlandse autoriteiten zich in het verleden relatief passief of tendentieus bij de immigratie te hebben opgesteld. Als de suggestie het fenomeen immigratie integraal en proactief aan te pakken, zou worden opgevolgd, zou men onder andere na dienen te gaan of de immigratiebronnen (nu veelal Marokko, Suriname en Turkije) gediversifieerd  zouden moeten worden. Men zou ook vak- of academische opleidingen kunnen verschaffen voor relatief jongere migranten. De kosten van hun opleiding zouden deels door ontwikkelingshulp gefinancierd kunnen worden. Misschien zijn er ook nuttige circulaire vormen van migratie, waar beide landen profijt van hebben. Dan zou steun van ontwikkelingshulp helemaal op zijn plaats zijn.

7.    De integratieproblematiek verschilt waarschijnlijk naar gelang het sociaal-educatief niveau van de immigrant. De hoger opgeleide met betere baan en inkomsten, zal zich op een andere manier, meer  zelfstandig, ‘redden’, terwijl de traditionele, ongeschoolde werker, veel opvang en sociale steun van landgenoten nodig heeft om redelijk snel te integreren. Hoger opgeleiden zullen waarschijnlijk meer open staan ten aanzien van de nieuwe cultuur en, via meer gespreide contacten, makkelijker integreren.

8.    Amartya Sen heeft in zijn boek ‘Identity and Violence. The Illusion of  Destiny’ betoogd dat identiteit een belangrijke rol speelt bij integratie. Dit proces kan positief bevorderd worden volgens hem door er van uit te gaan dat personen ‘multiple identities’ hebben en daar gebruik van maken. Dat personen door een veelvoud aan identiteiten gekenmerkt worden is inderdaad duidelijk. Als die diverse identiteiten allemaal hetzelfde gewicht hebben, lijkt er veel voor Sen’s theorie te zeggen. Maar dat is waarschijnlijk niet het geval: sommige identiteiten zijn belangrijker dan andere en mogelijk zijn identiteiten gegroepeerd in ‘clusters’. De percepties en reacties van de buitenwereld, in casu autochtonen en allochtonen, zijn belangrijk voor het integratieproces. Het fenomeen ‘stereotypering’ zal er voor zorgen dat hoofdidentiteiten benadrukt worden. immigatieAls je bij voorbeeld Marokkaan bent, is die identiteit bepalend en kleurt die status andere identiteiten. Waarschijnlijk dat bij hoger opgeleiden de configuratie van de identiteiten gunstiger ligt, d.w.z. meer onafhankelijke identiteiten en minder stereotypering. Het zal ook afhangen van de omvang en sterkte van het netwerk van de individuele immigrant hoeveel ‘vrijwillige’, betekenisvolle identiteiten hij heeft gevormd, die bevorderlijk zijn voor zijn sociale en economische integratie. De sterkte van de motivatie lijkt van doorslaggevend belang in dit proces.
9.    Integratie wordt gekenmerkt door een veelheid van factoren. Sommige daarvan lijken van groter belang dan andere en fungeren als motor. Scholing en werk zijn twee van die gangmakers. Het basiscriterium is de sociologische ‘wet’ dat de mate van persoonlijk contact sterk correleert met de positieve houding ten aanzien van personen en groepen. Het voordeel van een arbeidssituatie is dat contacten natuurlijk, frequent, en duurzaam zijn. De grote integrator in de V.S. is waarschijnlijk de arbeidssituatie. Sociaal gesproken zullen de ‘hogere’(autochtone) groepen sociaal contact met ‘lagere’ (allochtone) groepen vermijden of beperken (scholing, recreatie, vervoer), maar in de arbeidssituatie is dit niet mogelijk. In het algemeen dient een integratieprogramma een zo groot mogelijk aantal gelegenheden voor sociaal contact te scheppen tussen de te integreren personen aan de ene kant en de ontvangende maatschappij aan de andere kant.
10.    De hoger opgeleide immigrant/allochtoon zal zichzelf relatief beter kunnen helpen dan de lager opgeleide bij het vinden van een baan, afgezien nog van de grotere vraag naar  hoger opgeleiden. Lager opgeleide allochtonen zijn waarschijnlijk meer afhankelijk van de steun van hun sociale groep. In termen van beeldspraak heeft de eenvoudige immigrant behoefte aan ‘bed and breakfast’. Hij is nog niet aan het neutrale ‘hotel’ toe! Waarschijnlijk heeft zijn groep er voor gezorgd dat hij naar Nederland kwam in de eerste plaats. Die vangt hem dan op en helpt hem om zijn eerste baan te vinden.loesje In ons land is er een tekort aan hoger opgeleiden, aan bekwame vakmensen en aan kandidaten voor licht- of ongeschoolde handenarbeid. De regering zou er voor moeten zorgen, dat immigranten/allochtonen in die banen stromen en er zo nodig voor opgeleid worden. In de V.S. beginnen ongeschoolde immigranten in eenvoudige, ongeschoolde baantjes, waar vaak geen of minder autochtone belangstelling voor bestaat, zoals schoonmaakster, dogwalker, enz. Geen maximale gelijkheid, maar het heeft het voordeel werk en inkomen te verschaffen, tijd te geven voor gewenning en het probleem van een tekort aan arbeidskrachten op te lossen. Een ander voorbeeld is tewerkstelling in de zorgsector, waarvoor de autochtone animo dalende is, maar waar dienstgerichte allochtonen, ook uit Oost Europa, makkelijker inzetbaar zijn. Het lijkt er op dat sommige immigranten geen kant uit kunnen. Open voor hen de poort van betaalde arbeid zo wijd mogelijk. Onze samenleving heeft daar ook baat bij. De reglementering van licht- en ongeschoold werk dient in Nederland vereenvoudigd te worden om net als in Amerika immigranten in die baantjes te krijgen Het mes snijdt dan van twee kanten. Sociale voorzieningen dienen op een rechtvaardige wijze aangepast te worden zodat de kosten ervan niet te zwaar worden voor de begrotingen en de betrokkenen toch een minimale sociale dekking hebben.
11.    Iedereen die in Nederland verblijft, moet recht blijven houden op een minimum aan sociale voorzieningen. In principe dient men voor de kosten daarvan bij te dragen of bijgedragen te hebben. Sommige sociale voorzieningen lijken absoluut noodzakelijk te zijn, zoals medische zorg, zelfs in het geval men niet bijdraagt of bijgedragen heeft. sociale voorzieningenMet andere  voorzieningen zoals voor werkeloosheid en ouderdom ligt het anders, daar zou men normaliter uit mogen halen wat erin gestopt is door betrokkene en werkgever/sponsor. Dit is een complexe materie, waar solidariteit, politieke, financiële, veiligheid- en humanitaire factoren een rol spelen.
12.    Eén van de factoren die allochtonen in een kwaad daglicht heeft gesteld, is de misbruik die er door hen gemaakt is van de sociale voorzieningen. Daar zijn de autoriteiten natuurlijk ook verantwoordelijk voor en ook autochtonen hebben misbruik van die voorzieningen gemaakt. Zo is de menselijke natuur. In een minder goed bewaakte bureaucratie zullen een deel van de burgers, vooral degenen, die een beperkte loyaliteit aan het land bezitten, egoïstische motieven laten prevaleren. Door strengere criteria en controles is dat misbruik al verminderd. Om ervoor te zorgen dat de pendule niet naar de andere kant doorslaat en deze groepen armlastig worden, zou men kunnen denken aan het delegeren van verantwoordelijkheden op sociaal gebied, bijvoorbeeld werkeloosheidsuitkeringen, aan representatieve lichamen van immigranten en allochtonen. Meerdere voordelen zouden daar mee behaald kunnen worden.  Allereerst zou de kracht van de onderlinge solidariteit van de betrokken groep positief benut worden. In gevallen waar families armlastig zijn (bijvoorbeeld recentelijk in Nederland aangekomen en zonder werk) en waar de Staat geen of beperkte verplichtingen heeft zou de betrokken collectiviteit informele steun kunnen verlenen. Ten tweede zou het gebruik van  sociale voorzieningen beheerst worden door de normen van de collectiviteit. Deze groepen hebben onderling, zowel in hun thuisland als in Nederland, strenge rechtvaardigheidsnormen. Dat daar de hand mee gelicht wordt in interacties met een  onpersoonlijke overheid is geen monopolie van allochtonen. Verder zou door die delegatie de administratie van die voorzieningen efficiënter en goedkoper kunnen. De inschakeling van collectiviteiten zou de gelegenheid geven armlastige immigranten een basisverzorging te geven. Die zou ten dele gebaseerd zijn op de vigerende levensstandaard van deze groepen in Nederland of in hun thuisland en dus stukken minder duur zijn dan de standaard behandeling van het volle sociale verzekeringsstelsel waarop zij door hun status geen rechten kunnen doen gelden. Deze collectiviteiten zouden dus, door een betere kennis en begrip van de situatie van allochtone personen, in staat moeten zijn om mogelijk beperkte, door de regering ter beschikking gestelde, voorzieningen op een rechtvaardige manier te verdelen. Deze collectiviteiten zouden ook een positieve invloed kunnen uitoefenen op het algemene publieke gedrag van hun leden, een soort sociale zelfcontrole. Verder zouden andere behoeften aan ondersteuning, zoals opleiding, werkgelegenheid en huisvesting door dergelijke collectiviteiten verleend of bemiddeld kunnen worden. Het is overigens waarschijnlijk dat dit soort organisaties al, zij het misschien informeel, bestaat en een deel van de genoemde functies reeds vervult.
13.    Met het voorstel ligt het geenszins in de bedoeling de allochtonen en immigranten te ‘verzuilen’ en ze slechts één (hoofd)identiteit te geven.Wereldburgers van Amsterdam Integratie wordt bevorderd door het bezit van meerdere, vooral vrijwillig ontwikkelde, identiteiten. Alle betrokken instanties, inclusief  bestaande of voorgestelde collectiviteiten, dienen integratie te promoten, onder andere door het ondersteunen van een sterke integratiemotivatie en van brede sociale contacten.

Weert, juli 2015.